In het Friese Vegelinsoord boert Menno Lenes met zijn vrouw in maatschap op ruim 170 hectare waarvan 40 hectare natuurland. Ze melken 180 stuks melkvee en houden 120 stuks jongvee aan. Naast veehouder is Menno ook loonwerker. Die combinatie komt zeker goed van pas bij de teelt van mais; hij kent de grond door en door. En dat is belangrijk voor de rassenkeuze.
De maatschap heeft een huiskavel van zo’n 32 hectare waar de koeien geweid worden. “We leveren melk aan het ‘Beter voor de koe, natuur en boer’ programma van Albert Heijn”, begint Lenes met zijn uitleg over de verkaveling. Ruwvoerspecialist Piet Riemersma van Van Iperen/Beter Ruwvoer luistert mee. “De huiskavel is klei op veen, zogenaamde knipgrond. Dan hebben we nog eens 10 hectare op 1,5 kilometer afstand en ruim 80 hectare verder weg op zandgrond. Daar telen we ook onze mais.”
Zonder derogatie zou hij graag meer krachtvoergewassen telen zoals korrelmais. “Als je zelf meer energie kan telen, dan zou dat mooi zijn. Dat past ook beter in de kringloopgedachte”, vindt Lenes.
Denken vanuit de bodem
Voor de keuze van het maisras heeft Riemersma een heldere filosofie: “Er zijn vijf schakels die belangrijk zijn, namelijk bodem, gewas, bemesting, inkuilen en de koe. Maar het begint bij de bodem. De mais moet passen bij de grond”, zegt Riemersma. Hij geeft aan dat de stem van de loonwerker daarin heel belangrijk is. Die kent de grond in de omgeving het beste.
“Gemiddeld zitten we hier met de rassen aan de vroege kant. Dan kies je toch een beetje voor safe”, motiveert Lenes de keuze voor vroeg. Ook de bestemming, voor de verkoop of voeren, bepaalt voor hem mede de rassenkeuze. De laatste jaren kiest hij voor LG 31.205. “Die geeft hier kwaliteit en opbrengst en daar ben ik erg tevreden over.” Het zaad betrekt hij van dealer Hoogland BV.
Grond niet te fijn
Voor de zaaibedbereiding ploegt Lenes ondiep met een vorenpakker alvorens te zaaien. “De zandgrond is best slempgevoelig. Daarom maken we het niet te fijn. En op de venige grond werken we met de Smaragd cultivator in combinatie met het zaaien. We willen daar zo min mogelijk grond omwoelen.”
Lenes zaait als groenbemester Westerwolds- en Italiaans raaigras. “Als de mais er vroeg af is, zaai ik nog wel eens 20 kg bij met de Evers profi. Dan heb je met één werkgang weer mooi grasland dat je een jaar kan gebruiken voor voederwinning.” Soms maait hij nog een snede alvorens de groenbemester onder te werken.
Hoeveelheid mais in rantsoen belangrijk
“Belangrijke vraag is ook hoeveel mais je hebt in het rantsoen. Voer je 70% mais, dan is het zetmeelgehalte wat minder belangrijk. Voordeel van LG-rassen is dat je beide kanten op kunt, met meer of minder zetmeel. Het zijn voertechnisch rassen die je passend kunt maken voor elk type rantsoen”, vindt Riemersma.
Met 25 tot 30% mais in het rantsoen heeft Lenes meer aandacht voor het zetmeelgehalte. “In onze discussies staat de koe altijd centraal, maar het begint bij de bodem.” Riemersma en Lenes kennen elkaar al ruim 25 jaar en vullen elkaar dan ook goed aan.
Lasagnekuil gras en mais
Dit jaar maakt Lenes voor het eerst gebruik van een afdeksysteem, easy silage. “Met afdekken scheelt dat heel wat tijd. En het ziet er ook nog eens erg netjes uit”, motiveert hij. Ze maken lasagnekuilen met mais en daarbovenop een laag herfstgras. Om de voermengwagen gevuld te krijgen snijden ze kleine blokken. “We moeten eronder en boven een blok uithalen om een constante samenstelling te krijgen.” Riemersma: “Netjes werken is heel belangrijk, strakke wanden en een recht snijvlak om verliezen te voorkomen!”