Veehouder Lamers: ‘Vroege mais met goede verteerbaarheid’

Veehouder Sander Lamers melkt 125 melkkoeien in het Brabantse Beugen. Hij zit op lichte kleigrond in het uiterwaardengebied van de Maas. Hij hoeft dus niet voor oktober een vanggewas te hebben staan, maar dit jaar kwam het wel zo uit dat er op 1 oktober gehakseld was. Draagkracht van de bodem is voor hem de reden om voor het vroege ras LG 31.219 te kiezen. Ook de hoge verteerbaarheid van het ras is een belangrijke factor.

Na de maisoogst zaait Lamers een vanggewas zodat hij in het voorjaar makkelijker kan ploegen. “Als het hier drie weken langer nat is in het voorjaar, dan kun je het land niet op.” Sinds 2008 is hij al boer op het ouderlijk bedrijf, hij kent de grond dus goed. Naast zijn eigen ervaring is ook de kennisinbreng van voeradviseur Johan Absil van Voergroep Zuid al lange tijd een vaste waarde. “Dit is een familiebedrijf waar je met elkaar aan de keukentafel alles bespreekt en samen de keuzes maakt”, vertelt Absil.

Sander Lamers (links) en Johan Absil

Hoge verteerbaarheid

Naast het boeren is Lamers twaalf jaar vertegenwoordiger van KI Samen geweest. In die tijd heeft hij veel boeren gezien en gesproken. Deze ervaring komt nu nog van pas bij het kiezen van de juiste mais. “Ik heb niks tegen andere rassen, maar ik zag overal dat de opbrengst en de verteerbaarheid van de LG-rassen goed is. Je kunt wel veel zetmeel hebben, maar de vezels moeten ook kunnen worden afgebroken”, is de overtuiging van Lamers. Hij wil veel energie in de pens.

De veehouder vertelt dat een collega-veehouder na de overstap op een LG-ras met vergelijkbare voederwaardes toch 1,5 kg melk meer had. Via WhatsApp houdt hij contact met andere veehouders om ervaringen uit te wisselen.

Eén ras

Het vorige seizoen kozen Lamers en Absil ervoor om twee verschillende rassen in te zaaien. De ene was beter bestand tegen droogte. Maar nu is de overtuiging om vol voor LG 31.219 te gaan. Daar hebben ze al meerdere jaren goede ervaringen mee. “Met één ras is het product ook altijd hetzelfde”, aldus de veehouder.

De kuiluitslagen van maisseizoen 2021 zien er goed uit. “De verteerbaarheidcoëfficiënt is 76%, met 38% ds en 385 g zetmeel”, haalt Absil de uitslagen aan. Het rantsoen bestaat voornamelijk uit graskuil en mais, ongeveer 50/50, aangevuld met wat hooi en krachtvoer. Lamers meldt niet zonder trots de resultaten die hij hiermee haalt: 11.160 kg melk met 4,44% vet en 3,65% eiwit.

Kuilverdichting hoofdzaak

Om de kuil goed te conserveren hecht de veehouder veel waarde aan een goede verdichting. Op die manier heeft hij geen inkuilmiddel nodig om broei te voorkomen. De loonwerker rijdt de bult met een shovel aan en ze zetten ook een kuilverdeler in. “Er kwam hier eerder een loonwerker die in plaats van een 6 rij hakselaar een 12 rij aankocht. Maar dan gaat het me veel te snel. Nu werken we weer met een loonwerker met een 6-rijige hakselaar zodat ze meer tijd hebben om de kuil aan te rijden”, vertelt Lamers. Bovendien zorgen ze ervoor dat de percelen met een hoger vochtpercentage bovenin de bult komen zodat die extra goed kunnen worden aangereden.

Johan geeft aan dat ze op dit bedrijf de kuil netjes en mooi afwerken. Voor het laden gebruiken ze een verreiker met een grijpbak. En schimmel halen ze weg. “Dat hoort niet in de koe”, besluit de adviseur.

Deel jouw vragen en ervaringen met jouw regionale specialist:

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.