In het Land van Maas en Waal heeft Otto van Zoelen met zijn ouders 130 melkkoeien, 70 stuks jongvee en 14 schapen. Bij het bedrijf in Druten hoort in totaal 108 hectare grond; zware zavel tot zware rivierklei. Het ruime areaal betekent niet dat Otto de ruwvoerteelt voor lief neemt. ‘We zijn extensief, maar beheren het land intensief.’
De uitspraak illustreert de gedrevenheid van de jonge melkveehouder. ‘Ik streef naar een gezonde veestapel die ik goed kan melken met mooie gehaltes. Dat lukt alleen als ik genoeg ruwvoer met een hoge voederwaarde teel, oogst en weer fris voor de koeien breng. Het hangt allemaal samen, daarom steek ik veel energie in de ruwvoerteelt.’
Otto (midden) op een MaisChallenge-bijeenkomst in 2018
Zoals veel derogatiebedrijven kwam de familie van Zoelen steeds ruimer in het gras te zitten. ‘Dat werd moeilijk te benutten, zeker het najaarsgras dat in balen ging. We zijn daarom in 2018 gestart met vers gras voeren. Dat werkt super, zeker in het najaar. We telen daarnaast voederbieten om extra voederwaarde van eigen land in het rantsoen te brengen.’
Veel energie kostte de ruwvoerteelt in het droge, hete groeiseizoen 2020 zeker. ‘Na maart heeft het heel het voorjaar niet geregend. De zaaibedbereiding kostte al veel werk. Op 26 april is de mais gezaaid en een week later hebben we al beregend om de plantjes boven te krijgen. Beregenen bleef ook daarna nodig; ik heb de maispercelen 2 tot 4 keer beregend en dat was hard nodig. In totaal heb ik dit jaar bijna 1.000 uur beregend.’
Gelukkig heeft al dat werk geloond. Op 20 september kwam er een mooie opbrengst van de percelen LG 31.205 en LG 31.219 mais. De kwaliteit is met 1.011 VEM ook hoog na de extreme omstandigheden:
In de maisrassenkeuze kijkt Otto vooral naar voederwaarde. ‘Ik wil mais die goed verteerbaar is, voor een hoge voederwaarde. In het verleden hadden we ook wel rassen van andere kwekers, maar die halen het qua VEM toch niet bij de LG rassen. De mais moet ook vroeg rijp zijn. Bij regen gaat de kleigrond aan de banden plakken en komt die mee de kuil in, dat moet ik niet hebben.’